Dit thema krijgt veel belangstelling in de media, die daartoe vaak een beroep doen op allerlei “experts”. De laatste tijd horen we vooral uitspraken zoals: “we bezuinigen ons kapot” en “stimuleren in plaats van besparen”. Deze week kwam een aantal economen met een 4,7 als rapportcijfer voor het regeringsbeleid. Ik waag te stellen dat zulke beweringen meestal stoelen op populistisch opportunisme met een bepaalde politieke inslag in plaats van serieuze analyse. De aanbevelingen van de EU daarentegen waren veel realistischer.
Het verschijnsel “crisis”
Sinds we afscheid genomen hebben van een bestaan als zelfverzorger, kennen we de periodieke afwisseling van economische expansie en contractie. Meer dan 200 jaar macro-economisch onderzoek en talloze econometrische modellen zijn er niet in geslaagd deze cyclische opeenvolging te ondervangen, behalve ten koste van veel welvaart in collectivistische plansystemen. Enige malen stelden deskundigen dat de maatschappelijke evolutie zelf het mechanisme buiten spel had gezet, om vervolgens telkens door de feiten terecht gewezen te worden. Voor een dergelijke periodieke correctie waren velerlei aanleidingen, maar, zo geloof ik, één gemeenschappelijke oorzaak: de menselijke neiging eenmaal succesvol gebleken gedrag te willen herhalen, waardoor excessen ontstaan (“bubbels”) die eerst weer geabsorbeerd moeten worden.
Momenteel gaat het in veel landen om een onroerend goed bubbel, gefaciliteerd door de kredietbubbel van enige jaren geleden. De ervaring leert dat zulke fasen van “gezond krimpen” op zich heilzaam zijn. Pogingen een afkorting te forceren hebben doorgaans een averechts effect: zij vertragen het genezingsproces of leggen zelfs de kiem voor de volgende recessie.
Remedies?
Hervormingen in de regelgeving
Een aantal vooraanstaande economen gaven onze regering onlangs een duidelijke onvoldoende op dit punt. De aangehaalde zwaartepunten waren (in lijn met de diverse politieke kleuren) zeer verschillend. Maar het is duidelijk dat het kabinet Rutte II niet voldoende daadkracht en moed getoond heeft om een reeks onmiskenbare verbeteringen door te voeren, zoals:
- verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt (gezwicht voor “de polder”)
- consistente aanpak van de huizenmarkt (zwabberbeleid en gelegenheidscompromissen met de oppositie)
- Het borgen en herijken van een potente bancaire sector
- een verdere optimalisatie van de gezondheidszorg (bewuste selectie en efficiency slagen).
Ook “Europa” gaf ons sterke aanbevelingen in deze richtingen. Hoewel onze Minister President in zijn commentaar beweging op deze punten onderschreef, zal het, mede door het “consensusbeleid” met de polder waarschijnlijk uiterst moeizaam blijken hier significante vooruitgang te boeken.
Het is onmiskenbaar dat een aanpak van deze thema’s een positieve uitwerking op de volkshuishouding zou hebben en dus zeer wenselijk is. Anderzijds ware het misplaatst genoemde tekortkomingen (gedeeltelijk) voor de crisis verantwoordelijk te maken of vooruitgang ter zake als remedie aan te dragen. Dezelfde problemen speelden immers (veelal zelfs versterkt) in recente periodes van hoogconjunctuur zonder deze toen te laten ontsporen.
Anticyclisch Fiscaal beleid
Het uitgangspunt is om ten tijde van economische expansie een deel van de staatsinkomsten niet uit te geven, maar te “op te potten”. Zulke reserves kan men dan tijdens een crisis aanvullend inzetten. Allerlei “deskundigen” zien een dergelijke aanpak thans als een soort universeel heilmiddel, m.i. geheel ten onrechte!
In de eerste plaats levert de geschiedenis geen enkel overtuigend bewijs voor de effectiviteit van een dergelijke politiek. Zo maakte niet de “new deal” een einde aan de recessie in de dertiger jaren van de vorige eeuw, maar veeleer de bewapeningswedloop en oorlogsvoorbereiding in antwoord op de aspiraties van de asmogendheden. En ook het brachiaal geweld van de recente massieve steunmaatregelen in de USA, zelfs gekoppeld aan een ongekende monetaire verruiming bleken niet in staat meer dan amechtige en labiele groeicijfers te induceren.
Voor Nederland komt daar nog bij dat wij na het potverteren van het kabinet Balkenende/Bos niet over enigerlei “spaarvarken” beschikken om nu kapot te kunnen slaan. Het alternatief is dan om bij de toekomstige belastingbetalers geld te lenen en dit nu voor ons zelf uit te geven. Dit is niet alleen moreel verwerpelijk, maar bovendien kostbaar: het zadelt onze “rechtsopvolgers” bij voorbaat met een negatieve erfenis op waarom ze niet hebben gevraagd en waarvan ze geen afstand kunnen doen. Het vermindert de kredietwaardigheid van het land. En de rentelasten lopen bij herfinanciering waarschijnlijk sterk op.
Monetaire verruiming
Dit middel werd en wordt op grote schaal ingezet door de centrale banken in de USA en Japan. De stelling is dat deze naast hun statutaire rol als hoeder van de geldwaarde na de beëindiging van de gouden standaard, ook een economisch stimulerende taak zouden dienen te hebben. Een mijns inziens heilloze weg, waarop zich jammer genoeg ook de heer Draghi bij tijd en wijlen waagt.
In de eerste plaats speelt deze discussie in de EURO zone alleen op het niveau van de ECB. En daarvoor heeft onze regering uiteraard geen rechtstreekse verantwoordelijkheid.
Maar ten principale: Beide voorbeelden demonstreren dat monetaire verruiming op korte termijn de kredietverlening niet stimuleert. “You can lead a horse to the water, but you can’t make it drink”. Het leidt alleen tot balansverkorting bij de algemene banken. Wel introduceert het een systeem labiliteit die de kiem in zich draagt van hyperinflatie en ongebreidelde renteverhoging zodra de economie aantrekt.
Begrotingsdiscipline
Hier komen we op het zoveel besproken thema: in een gezonde volkshuishouding mag de staatsschuld niet meer dan een bepaald percentage (bijvoorbeeld 60%) van het BNP bedragen om de servicekosten op een aanvaardbaar niveau te houden en voldoende macro-economische speelruimte te waarborgen. Met 67% ligt Nederland daar aanzienlijk boven. Alleen een terugkerend begrotingsoverschot kan ons op termijn weer op koers brengen. Een begrotingstekort van 2.8-3%, zoals door de EU van ons gevorderd en ook door de regering in haar plannen opgenomen, laat het schuldpercentage alleen maar stijgen en is dus eigenlijk niet verantwoord. Het vaak gehoorde woordenspel met “uitwineffecten” is daarbij misleidend, mede door de oplopende herfinancieringskosten.
Een restrictief begrotingsbeleid alleen heeft geen crisis bestrijdend effect. Maar dat maakt het (zie boven) niet minder noodzakelijk.
“Echte” bezuinigingen
In de publieke discussie wordt (een zekere mate van) begrotingsdiscipline vaak gelijkgesteld met “bezuinigingen”. Ten onrechte. Hoewel ik van mening ben dat de crisis waarschijnlijk alleen door “uitzieken” zal worden opgelost, zouden echte bezuinigingen het proces wel degelijk kunnen versnellen. Onder echte bezuiniging versta ik per saldo een reële vermindering van de staatsuitgaven. Dit heeft tot toe niet plaatsgehad. Het halen van de begrotingsdoelstellingen vereiste telkens een lastenverzwaring voor de contribuanten, waardoor zij hun besteedbaar inkomen/netto resultaat zagen dalen.
Ceteris paribus groeit het BNP door
- toename van de export
- toename van de binnenlandse consumptie
- toename van de bedrijfsinvesteringen
Met name de laatste twee categorieën staan reeds geruime tijd onder zware druk. Daarvoor zijn allerlei goede redenen (toekomstverwachtingen, optimale allocatie van middelen e.d.), maar het ligt voor de hand dat een bestendige daling van het besteedbaar inkomen niet echt helpt. Een “echt” bezuinigingsscenario kan deze trend doorbreken en dus misschien een “kick-start” veroorzaken.
Daarbij valt natuurlijk niet te ontkennen dat zulk een “liberaal” concept zeer moeilijk verkoopbaar zal zijn aan de huidige coalitiepartner en ook op brede maatschappelijke weerstand zal stuiten. Maar, om het gedachtemodel te onderbouwen enige suggesties ter consideratie:
- Verdere toetsing en stroomlijning van sociale herverdelingsystemen
- Rigoureuze beknotting van discretionaire bestedingen (zoals cultuur, omroep). Dit leidt automatisch tot een betere marktwerking (USA model)
- Afbouw van “oneigenlijke” zorgkosten en sterker beroep op maatschappelijke cohesie
- Meer sturing in het onderwijs (investeringen in vaardigheden met een hoge toegevoegde waarde, reductie van “nice-to-haves”), participatie van het bedrijfsleven en de werkgevers.
- Overheveling van alle niet sociale woningen naar de private sector.
Ik ben mij ervan bewust dat deze denkbeelden bij velen afgrijzen zullen wekken en het beeld oproepen van een sterk verschraalde samenleving. Ik waag echter te stellen dat hun implementatie juist zou kunnen leiden tot onverwachte oplossingen waarbij voor werkelijk essentieel geachte lacunes telkens werkzame business modellen blijken te bestaan, die op hun beurt de economische groei kunnen aanwakkeren.