Op basis van de verkiezingsuitslag gingen de twee grote winnaars en grootste fracties een verstandshuwelijk aan, waarvan beide wisten dat dit niet op gemeenzaamheid van doelstellingen, maar op een uitruil van prioriteiten gebaseerd was. Op zich al een avontuurlijk concept, nog verder bemoeilijkt door de noodzaak telkens opnieuw ad hoc meerderheden in de eerste kamer tot stand te brengen. Daarmee zeg ik niet dat deze beslissing verkeerd was, zeker als men zich rekenschap geeft van het waarschijnlijke alternatief: een coalitie over links.
Nu we de balans kunnen opmaken van de eerste zes maanden, zijn mijns inziens toch wel een aantal graverende minpunten op te tekenen:
- Beide regeringspartners voelen zich door het regeerakkoord vaak sterk in hun kernwaarden aangetast, wat tot toenemend vertrouwensverlies bij de achterban leidt (zie de dramatische evolutie in de opiniepeilingen)
- De oppositie ziet haar rol hoofdzakelijk in het najagen van “goedkope” electorale voordelen: debatten gaan niet over de inhoud, maar vrijwel steeds over de persoon.
- De noodzaak van ad hoc “gedoogmeerderheden” in de eerste kamer leidt tot aanzienlijk grotere problemen dan men tijdens de formatie had aangenomen, met voortdurend ondermaats “schipperen” en “zwalken” als gevolg
- In een poging draagvlak zeker te stellen heeft vooral de VVD flank in het kabinet zich laten gijzelen door de polder om van essentiële hervormingen af te zien (“het sociaal akkoord”, maar ook aspecten van het “zorgakkoord”)
- Geconfronteerd met een meer dan verwacht weerbarstige cyclische recessie komt de regering met compromisoplossingen die eigenlijk diametraal staan tegenover de intrinsieke partijbeginselen, waardoor het resulterend beleid eerder schadelijk dan positief dreigt uit te pakken (bijv. Rutte’s uitspraak dat de noodzakelijke beknotting van het begrotingstekort voor een derde deel met lastenverzwaringen zal moeten worden verwezenlijkt).
Het ligt voor de hand dat één en ander ook bij de opstelling van de begroting 2013 en de beleidsimplementatie over de komende jaren een duidelijk negatieve rol zal blijven spelen.
Tegen die achtergrond lijkt mij de vraag gerechtvaardigd hoe flexibel de VVD Kamerfractie moet zijn in haar ondersteuning van de coalitie. Let wel: ik zou zeker niet willen pleiten voor een eenzijdig weglopen van de aangegane verantwoordelijkheid. Wel zou men, geloof ik, bij de ondersteuning van het kabinet de toetsing aan de liberale beginselen stringenter kunnen doorvoeren. Is dit succesvol, zoveel te beter. Zo niet, zou men niet moeten terugschrikken voor eventuele rigoureuze consequenties.
Ik realiseer mij natuurlijk zeer wel de omvang van de inherente gevaren. De brede steun die de VVD bij de vorige verkiezing in de bevolking had, is danig geslonken. De uitslag van eventuele verkiezingen op korte termijn dreigt dus teleurstellend te zijn. Voorts is juist gegeven de economische uitdagingen waarvoor het land gesteld is, bestuurlijke stabiliteit een belangrijke factor, die een zwaar gewicht in de overwegingen verdient. En aanzienlijke imagoschade ligt voor de hand. Een vergelijking met de PVV actie vorig jaar dringt zich op.